12-06-24 Apostolische Geloofsbelijdenis “God”
Afkondigingen
Zingen gezang 321:1-3
Stilte
Votum en groet
Zingen psalm 103:4,5
Wetlezing
Zingen psalm 86:4,5
Gebed om de Heilige Geest
Schriftlezing 1: Jesaja 45:14 – 17
Schriftlezing 2 Hebreeën 11:1 – 6
Zingen psalm 30:3,5
Verkondiging
Zingen psalm 95:1,3
Dankgebed en voorbede
Collecte
Slotlied gezang 447
zegen
Barmhartig en genadig is de Here,
geduldig en rijk in goedertierenheid.
Gemeente, zo heeft God zichzelf getekend in de ontmoeting met Mozes. Mozes wilde God zien, maar God is te groot en te heerlijk. In een directe ontmoeting zou er van Mozes niets overblijven. Daarom brengt God Mozes in een spelonk. Als Hij voorbijgaat houdt Hij zijn hand voor de ingang, maar als Hij voorbij is trekt Hij zijn hand terug en ziet Mozes God op de rug.
In het voorbij gaan spreekt de Here uit wie Hij is voor Mozes en zijn volk: barmhartig en genadig is de Here,
geduldig en rijk in goedertierenheid.
In Jezus Christus zijn deze woorden bevestigd voor eeuwig.
In dit vriendelijk aangezicht van God lacht het leven ons toe.
Ik kan niet begrijpen dat er kerkmensen zijn die hier hun schouders over ophalen. Ze hebben liever de God van Klaas Hendrikse: de God die niet bestaat. De ‘god’ die niet meer is dan een mooi moment of iets dat je raakt, een liefdevolle blik of de lach van een kind.
Zijn wij dan niet blij met een gebaar van liefde en een kind dat ons stralend aankijkt? Natuurlijk wel, en ik zie er ook een teken in van Gods goedheid.
Dat zal Hendrikse nooit zo zeggen: dat mooie moment is geen teken van God, het is ‘god’. God gebeurt, Hij is als een lichtflits die er eerst niet was, plotseling licht aan de hemel en er dan niet meer is. Hendrikse zegt dus niet: ‘God zit er achter’, want er is geen God, Hij bestaat niet. Hendrikse zal God ook niet bedanken voor dat mooie moment, want als je iemand bedankt, bestaat hij, en God bestaat niet volgens hem. Dat betekent ook dat je in nood of verdriet God niet kunt aanroepen, want Hij bestaat niet. Bidden heeft dan ook geen zin. Hendrikse bidt in de kerk wel het Onze Vader, maar dat is uit traditie, het voelt goed. Je zegt deze woorden van Christus, maar je zegt er niets mee. Het Onze Vader als een niets zeggend gebed.
En heel veel mensen zijn blij met dit geloof à la Hendrikse.
Hoe kan dat? Velen geloven wel dat God bestaat, maar Hij is voor hen alleen maar God als een soort suikeroom. Of Hij is als de EHBO, alleen in noodgevallen bellen ze Hem, en dan moet Hij natuurlijk wel gelijk komen en goed helpen, want anders vertellen we het aan de krant. Velen willen geen God boven hen die hun leven leidt. God mag alleen als Hij mij mijn gang laat gaan.
We willen een pleasing God, een God die het ons naar de zin maakt.
Dat komen we al tegen in het Oude Testament. Telkens weer vervalt Israël aan de afgoden aan de dienst van Baäl. Die god Baäl daar kun je naar toelopen in een tempel, of je kunt hem als klein beeldje in de zak steken en meenemen. En dat is misschien wel het kernpunt als het gaat om het geloven in God of een afgod: de afgoden neem je mee in de hoop dat ze je geven alles wat wenselijk is. Maar bij de God van Israël en Jezus Christus gaat het er om dat Hij jou meeneemt. Het gaat om bekering! Een afgod volgt jou, God volgen is jezelf loslaten.
We kennen allemaal de strijd van de profeet Elia tegen de afgod Baäl. Hij laat de priesters bidden tot Baäl, maar Baäl is dezelfde god als van Hendrikse: Hij hoort niets. Bidt daarom ook maar niet zegt Hendrikse.
De ware God hoort wel: op het gebed van Elia ontsteekt God vanuit de hemel het met water overgoten offer en het verteert helemaal. God hoort en handelt.
Er is rond Baäl veel kabaal, maar hij hoort niets en hij brengt je niets, hij houdt je hooguit even van de straat en geeft een illusie van geluk.
In deze moest ik denken aan een ouderling uit mijn eerste gemeente die een dominee had horen zeggen: vroeger heette de afgod Baäl, tegenwoordig heet hij Bal. Hij hoort niets, je bent slechts even van de straat, hij brengt je niets. Hij brengt alleen iets voor de hogepriesters die hem onderhouden en promoten. Iets om over na te denken.
God bestaat niet zoals een appeltaart bestaat, zegt Hendrikse. Dat is een open deur. Hoewel, ik zei straks al dat sommigen denken dat God bestaat als een suikeroom of een trauma-arts. Dat verschilt niet veel van Hendrikse.
Hendrikse moet om zijn verhaal te verdedigen de Bijbel laten buikspreken of er gewoon stukken uit weghalen.
Want in de bekende tekst Exodus 3:14 noemt God zich: Ik ben die Ik ben, of ik zal zijn die ik zal zijn. Hendrikse probeert dit zijn, dit bestaan van God weg te werken door dit uit te leggen als: Ik ga met je mee. Niet als iemand die bestaat, maar af en toe licht er in je leven iets moois op. Ik ben er dan niet, maar dan gebeur ik.
Vertaalkundig klopt dit niet, maar wie maakt zich druk om wat er precies in de Bijbel staat? In de Bijbel staat van alles dat knoeiwerk van mensen is volgens Hendrikse. Want in Hebreeën 11:6 staat: wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en beloont wie Hem zoeken. Al vroeg is het bederf ingetreden zegt Hendrikse bij deze tekst.
De Bijbel alleen maar aanvaarden voorzover het jou past, is gelijk aan zelf iets bedenken. Dan kom je uit bij het algemene, bij een god die bij je past. Of zoals de Bijbel dat noemt, een eigenwillige godsdienst.
De Bijbel is juist het tegendeel. Ons wordt een God verkondigd die anders is dan al ons denken en kunnen. Te heerlijk om te kunnen zien. En het is juist deze God die redt. Die niet even helpt, maar het leven nieuw maakt.
Die redding begint met het geloven dat God bestaat. Dat is overigens op zich niet voldoende. De duivelen geloven ook dat God bestaat zegt Jacobus en zij beven. Nee, het gaat er om dat we geloven in God, geloven dat Hij er is als mijn Redder. Overgave aan Hem in vertrouwen en vreugde.
Toch is dat allemaal weer makkelijker gezegd dan gedaan. Want leren we uit de Bijbel dat deze God zich kan verbergen. In Jesaja 45:15 lezen we: voorwaar, U bent een God die zich verborgen houdt.
Dat wordt gezegd door de heidenen in Babel. Voor hen vreemd is een God, die niet zichtbaar is als een beeld. Hij is er wel, je ziet Hem niet, Hij is verborgen. Maar ook praktisch: God die weg lijkt bij zijn volk en hen zo in de nood en narigheid van de ballingschap brengt. Een God die hoort, maar niet antwoordt, een God die ziet, maar niet naar je omkijkt, een God die een machtige hand heeft maar die jou er niet mee te hulp komt. Geen pleasing God. Een God waar je het als gelovige zo moeilijk mee kunt hebben. Een God die niet past in ons menselijk beeld en verlangen. Een God die je niet mee kunt meenemen en pakken als je wilt. En toch, zagen die heidenen, die God die zich verborgen houdt is wel degelijk aanwezig en actief. Zij merkten: God bewaart je in zijn hart. Hij verlaat niet wat zijn hand begon, laat niet in de steek de mens die roept en verlangt naar God. Hij hoort en redt op zijn tijd. Israël heeft het ervaren.
Juist vanuit het Nieuwe Testament weten we dat in alle heerlijkheid en zekerheid: Hij heeft gezwegen, zijn ogen weggedraaid van zijn Zoon, zijn hand niet reddend uitgestoken, maar zich verborgen in duisternis voor Christus: opdat wij nimmer door Hem verlaten worden.
Nooit zullen we God op zak hebben – om het zo nog maar eens te zeggen – soms zullen we niets van Hem zien, lijkt Hij niet meer tot je te spreken en toch blijven we in zijn hart, zo zeker als Christus is gekruisigd en opgestaan.
Het anders-zijn van God, dat komt in het Nieuwe Testament nog eens naar voren in het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw. Als zij vraagt waar je nou moet aanbidden, waar God hoort en tot je komt, of dat nou Jeruzalem is of op de berg Gerizim, waar de Samaritanen hun heiligdom hebben, dan antwoordt Jezus: de tijd komt dat men niet op deze berg en niet in Jeruzalem zal aanbidden, de ware aanbidders zullen aanbidden in geest en waarheid. Want God is Geest.
Jezus’ antwoord aan de Samaritaanse houdt allereerst in dat God een God is die niet aan tijd of plaats gebonden is. Hij gaat het geschapene te boven, Hij is ontheven aan onze beperkingen. Hij zit niet gevangen in de tegenstelling Joden en Samaritanen, in de tegenstelling Joden en Heidenen en welke grenzen en muren wij ook optrekken. Deze God doorbreekt zelfs in Christus de grens van zonde en schuld. Denk daarom nooit dat jij niet bij God kunt komen! Zijn liefde doorbreekt alle grenzen!
Waar en in welke ruimte we God aanbidden is niet van belang. Wel van belang is dat we Hem aanbidden in geest en waarheid, in de ruimte die Hij gemaakt heeft in Jezus Christus om Hem te ontmoeten en dat we dat doen in vast vertrouwen dat Hij ons leven is. Zulke bidders zal Hij laten merken dat Hij leeft.
Een laatste tekst: er staat van God dat Hij een ontoegankelijk licht bewoont.
Als je op een heerlijke zonnige dag in de zon wilt kijken, lukt je dat niet. Dat licht is te fel. Je hebt geen toegang tot dat licht. Zo bewoont God een ontoegankelijk licht.
God is voor ons de onmogelijke en ongrijpbare die we alleen maar in diepe eerbied kunnen naderen. Tegelijk is het deze Onmogelijke die het onmogelijke doet: leven geven uit de dood.
Hij bewoont een ontoegankelijk licht, maar zoals die zon waar je niet tegen in kunt kijken, jou heerlijk bestraalt, zo is God onze zon, die ons in de heerlijke stralen van Christus zet. Het leven lacht je toe.
Amen.