preek over het woordje ‘ik ‘ 13-05-2012
Gemeente van Christus,
In deze leerdienst zijn we nog wat aan het opstappen. Vorige keer achtergrond van het ontstaan van de Apostolische Geloofsbelijdenis bij de doop in de vroege Kerk.
Nu vooral over het klimaat waarin wij leven, een klimaat waarin het woordje ik zo centraal staat. Nodig om als een getuigende kerk te functioneren. Daarvoor is het nodig de Bijbel te verstaan èn onze eigen tijd te verstaan.
In deze dienst staan we stil bij het woordje ‘ik’. Ik geloof.
Met name prof. Van de Beek heeft wat bezwaren bij dat woord. In de kerk gaat het over ‘wij’. Wij zijn een gemeenschap, meer nog wij zijn het lichaam van Christus. Prof. Van de Beek weet dat deze Apostolische Geloofsbelijdenis voortgekomen is uit de doop waarbij de gelovige persoonlijk belijdt: ik geloof en zo de gemeente van Christus binnentreedt. Toch zet hij het wij voorop.
Zelf wil ik nadrukkelijk het ik en wij vasthouden. Want wij kunnen alleen samen levende en getuigende kerk van Christus zijn, als wij ieder persoonlijk met Christus zijn verbonden!
Maar dat is tegelijk een ‘ik’ dat zich door Christus met mijn broeders en zusters verbonden weet. Eén Herder, één kudde.
Toch is het belangrijk goed het bezwaar van Van de Beek tegen het woordje ‘ik’ in onze tijd vast te houden.
Het woord ‘ik’ wordt in onze tijd opgevat als individu, daar ligt het bezwaar van Van de Beek.
Al in de 17e eeuw is er een omslag in ons denken gekomen in het Westen, dus Europa en Amerika.
De filosoof Descartes kwam toen met zijn stelling: ik denk dus ik ben. Daarmee zei hij: de vastheid van het bestaan ligt niet in God, maar in de denkende mens.
Nog niet door Descartes zelf, maar later is dat door anderen verder doorgetrokken en kwam men tot de conclusie: over God kunnen we niets met zekerheid zeggen of zelfs: God bestaat niet.
De mens staat in het centrum. In de jaren 60, jaren die wij dus allen meegemaakt hebben, krijgt dit verdere uitwerking. Het individualisme, de mens op zich, komt dan tot volle ontplooiing. Zelfontplooiing wordt het kernwoord. Daarvóór was de mens nog altijd een onderdeel van een groep in de maatschappij, een kerkelijke groep, een vereniging of vakbond, een politieke partij. Je hoorde ergens bij en wij allen werden geacht te gehoorzamen aan degenen die boven ons stonden: de overheid, de directie van een bedrijf, de kerkenraad, de partijleiding etc.
Het postmodernisme werpt dit juk van leiding en zo voort af. Het individu moet zelf zijn leven maken.
Instituten tellen niet meer: een kenmerkend voorbeeld daarvan is dat velen niet meer willen trouwen. Dat zij tweeën samen verder gaan, is hun zaak en hoeft geen instituut bij. Hooguit een notaris om een en ander te regelen. Trouwen in de kerk is dus helemaal niet aan de orde.
Dit individualisme is heel ver doorgetrokken. In heel ons dagelijks leven merken we het: vroeger kreeg een ouder kinderbijslag voor een kind dat studeerde. Nu is er vanaf 18 jaar de persoonlijke studietoelage, studiefinanciering; en in de ziektekostenverzekering krijgt ieder kind een eigen polis. Het gezin was de hoeksteen van de maatschappij. Maar dat is veranderd: er is geen hoeksteen meer, alleen het individu. Ook het huwelijk is die hoeksteen niet. Man en vrouw krijgen ieder hun eigen belastingaanslag. Hun eigen ziektekostenpolis. En ook krijg je ieder AOW, er is geen kostwinner meer.
Het individu regelt zelf in alle dingen. Hij wil zich daarom niet binden aan een grote groep. Verenigingen, vakbonden en ook de kerk merken dat. En als men zich al aansluit, dan is dat veel losser, heel mooi noemen we dat: kritisch. Het komt er op neer dat men zegt, als ik er persoonlijk geen voordeel aan heb, haak ik af. Niet sociaal gericht, ik-gericht is dat.
Voor de kerk zijn de gevolgen groot: niet de kerkleiding, kerkenraad of synode bepaalt wat wij geloven, dat bepaalt iedereen zelf. Ook de belijdenis bepaalt dat niet. Er is niet meer één waarheid, ieder heeft zijn eigen waarheid. Daarom willen sommigen in de kerk de Apostolische Geloofsbelijdenis niet lezen of zingen!
En als we het over de preek hebben, gaat het er niet om dat ik hoor wat God zegt, maar of er iets gezegd wordt waar ik wat aan heb, of ik er wat mee kan.
God en kerk zijn een service instituut voor ons welzijn. In de Reformatie zocht een mens een genadig God die hem wilde accepteren, nu moet God maar afwachten of wij zo genadig zijn Hem te accepteren.
Wat de jongeren, geboren na 1960 betreft geldt bovendien dat alleen het heden telt. Het verleden telt niet. Op 4 mei kijken we nog net even terug, maar op 5 mei zijn we het al weer vergeten. We leven los van het verleden. Dat komen we ook tegen in de naamgeving van kinderen. U en ik zijn waarschijnlijk allemaal wel vernoemd naar een vader, moeder, broer of zuster van onze ouders. Tegenwoordig kiest men een leuke naam. Als er vernoemd wordt is het naar een zanger of zangeres. Ik heb een meisje gedoopt met de naam Shania – ik heb moeten vragen hoe je dat uitsprak.
Mensen van nu leven niet alleen los van het verleden, ook los van de toekomst. Hoe het er morgen uit zal zien, zien we wel. De huidige crisis is daar even een hobbel in. Als de groei er weer in zit is er geen vuiltje aan de lucht. We horen vandaag dat men weer licht optimistisch is voor dit en volgend jaar.
Leven doen we nu. Toekomst spreekt nauwelijks aan. Voor de kerk betekent dit dat het mensen weinig zegt als we zeggen dat we door het geloof eeuwig leven mogen hebben. Men is daarover op zijn minst licht optimistisch: als God liefde is komt het met allemaal goed. En er zijn er ook steeds meer die zeggen: het is hier mooi geweest, langer hoeft voor mij niet.
Dat is de atmosfeer waarin wij ademen, waarin onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen opgroeien. Het is een leven waarin God principieel en praktisch geen plaats meer heeft. Een atmosfeer waarin eigenlijk geen geur meer is van het geloof. Een wereld waarin het geloof geen landingsbaan meer heeft. Waarin een kerk weinig aantrekkingskracht heeft. Zeker als je daarbij bedenkt dat we per maand 8500 kerkleden verliezen, ofwel in vier maanden is heel HS verdwenen.
We worden als kerk weer meer en meer vreemdelingen doordat we niet luisteren naar de stem van ons hart, maar naar de stem van God.
Voor jongeren is geloven dus eerder vreemd dan gewoon. Je moet je niet verbazen als een jongere niet gelooft, maar je verwonderen en danken als hij wel gelooft.
Het maakt tegelijk duidelijk dat het zo moeilijk spreken is voor ons over het geloof met hen. Wat voor ons gewoon en vertrouwd en vanzelfsprekend was, is het voor hen niet meer.
Hoe leggen we dan contact?
Via het ik.
Niet het losse ‘ik’, maar het ik dat ingewonnen is door Christus en van zijn liefde vervuld is.
Dat moeten we goed vasthouden.
Dat laatste zeg ik naar aanleiding van een stukje dat ik las van iemand uit de Evangelische kring. Hij zei: mensen van de kerk beginnen met hun belijdenis, wij beginnen met de persoonlijke relatie met God. Wij worden als kerkmensen kennelijk gezien als mensen die steggelen over de waarheid en de belijdenis en daarom kerken verlaten of weer nieuwe oprichten. En in het interview van Thijs van den Brink met de cabaretière Sandra Kroos, vertelde ze dat ze afhaakt omdat ze moest geloven in Jezus als de Zoon van God.
Dat dit bij de belijdenis hoort, laten we volop staan. Maar dat is niet het eerste waar we mee aankomen. Bij jongeren niet en niet bij ouderen die los van de kerk zijn. Zeker bij ouderen die los geraakt zijn van de kerk is er veel weerstand tegen een kerk waarin je van alles moest geloven. Het gaat niet om het dogma. Het gaat er zelfs niet in de eerste plaats om dat Jezus de Zoon van God is. Het gaat inde eerste plaats om zijn liefde. Alzo lief heeft god de wereld gehad. Daar leven wij zelf van als het goed is, Vanuit die liefde spreken we.
Zal het wat worden zo’n gesprek?
Ik heb expres Efeze gelezen: Paulus sprak tot heidenen die iets van Jezus afwisten en niet allen, maar wel enigen kwamen tot geloof en het werd een gemeente.
Hoe kon Paulus dat? Paulus kon dat niet! Het kon door de Heilige Geest die uitgestort is. Die gebruikt het getuigenis van Paulus en van ons, doorbreekt de grenzen en breekt harten voor de liefde van Jezus. Amen.